Onder Windows heeft ieder station een letter. Wanneer hier een medium met volumenaam in zit (zoals een cd-rom of dvd in een speler), staat bij de letter over het algemeen de volumenaam genoemd. Windows maakt hierbij geen onderscheid of een cd meerdere "partities" heeft (zoals een audio-cd met digitaal bonusmateriaal): één cd is één cd. Mac OS maakt dit onderscheid wel. Dit is ook een stuk makkelijker, aangezien Mac OS het systeem met de stationsletters niet kent. Wanneer je onder Mac OS een herkenbare schijf inbrengt in het systeem, zal je computer direct kijken wat voor schijf het is en hoe hij heet. Vervolgens wordt deze schijf, onder de juiste naam en met het juiste icoontje, beschikbaar in de Finder en op je bureaublad. Dit proces is mounten. Onder Linux, UNIX en BeOS werkt dit niet zo: je zult zelf moeten aangeven dat je een volume wilt "mounten", voordat je er iets mee kunt. Dit geldt in principe trouwens ook voor netwerkschijven. Auto-mount wil dus ook zeggen, dat je computer bij het opstarten direct verbinding maakt met de netwerkschijven (als ze maar beschikbaar zijn).
|