Het programmeren van computers kun je op twee manieren doen: - via een gecompileerd bestand, dat door een besturingssysteem als programma kan worden gebruikt;
- via een scripttaal.
In het eerste geval werken het besturingssysteem van je computer en het programma direct samen om de taken van het programma uit te voeren. In het tweede geval is een extra programma nodig, dat eerst het script leest en interpreteert, voordat het besturingssysteem iets hoeft te doen. Het bekendste voorbeeld van "scripten" is JavaScript: programmeercode wordt achter de schermen met een internetpagina meegezonden, de browser leest en interpreteert de code en voert eventuele taken uit. Een ander bekend voorbeeld - op Apple - is AppleScript, waarbij je via relatief eenvoudig programmeerwerk allerlei taken automatisch kunt laten uitvoeren. Denk maar aan een applicatie om bij het opstarten van je Mac direct Safari te laten opstarten met je favoriete websites. Hierbij gebruikt Mac OS een kleine AppleScript-toepassing om Safari taken te laten uitvoeren. Een scripttaal heeft vaak het woordt "script" in de naam. Hoewel dit in een enkel geval betekent dat het een soort light-versie van een reguliere programmeertaal betreft (bij Visual Basic en het kleine broertje VBScript), is dit bijvoorbeeld bij JavaScript zeker niet het geval. Sterker: Java en JavaScript zijn echt twee verschillende dingen. Handige naslagwerkjes:Javascript: VBScript: AppleScript:
|